Probeer gratis
tab list
Picture Insect
Nederlands
arrow
English
繁體中文
日本語
Español
Français
Deutsch
Pусский
Português
Italiano
한국어
Nederlands
العربية
HOME Toepassing Downloaden Veelgestelde vragen
Nederlands
English
繁體中文
日本語
Español
Français
Deutsch
Pусский
Português
Italiano
한국어
Nederlands
العربية
Icon about
Over
Icon about
Algemene info
Icon about
Zoektips
Icon about
Schadelijk of niet
Icon about
Veelgestelde vragen
Icon about
Vergelijkbare insecten
Icon about
Populaire insecten
Witgerande tuinslak

Witgerande tuinslak

Cepaea hortensis

Een soort van Tuinslakken

Deze bekende tuinslak is iets kleiner dan de gewone tuinslak (Cepaea nemoralis). Beide soorten zijn polymorf van kleur. Ze kunnen geel, roze of bruin zijn, zonder zwarte banden of met één of meerdere banden. Deze kenmerken berusten op de werking van een aantal genen. Genen voor bruine kleur en ongebandeerdheid zijn dominant. Toch komen we in de natuur veel anders gekleurde slakken tegen. Dit heeft te maken met het milieu waarin ze zitten. Om een voorbeeld te geven: in grasland zullen met name bruine, ongebandeerde exemplaren door vogels gezien worden en opgegeten worden. Op deze manier blijven daar juist de gele gebandeerde exemplaren in leven. Ook de kleur van de rand rond de 'mondopening' van het huisje is variabel. Bij deze soort is deze meestal wit, bij de gewone tuinslak meestal donker. De soorten zijn echter moeilijk op grond van het huisje alleen te determineren, met inwendig onderzoek naar de geslachtsorganen en de "liefdespijlen" (zie onder) gaat dat veel beter. Deze zijn wel duidelijk verschillend. De soorten kunnen dan ook niet met elkaar kruisen. Het slakkenhuis is bolvormig, meet ongeveer twee centimeter en heeft vijf wentelingen. De kleur van het lichaam is grijs tot donkergrijs en een beetje doorzichtig.

Algemene informatie over Witgerande tuinslak
Identificeer insecten in een handomdraai
Maak een foto om insecten direct te identificeren en risico's in te schatten, zodat je snel inzicht kunt krijgen in beetbeoordeling, giftigheid, ongediertebestrijding, gedrag, habitat en tips voor een veilige interactie etc.
Download de app gratis
Rectangle
Kenmerken van Witgerande tuinslak
Kleuren
Bruin
Zwart
Geel
Rood
Roze
Volwassen voedselbronnen
Planten, fruit, bladeren, stengels, dood organisch materiaal
Larven voedselbronnen
Algenlagen, zacht fruit, tere bladeren, rottend plantmateriaal, korstmossen
Bijten/steken
Niet gemeld
Allergie-veroorzakend
Niet gemeld
Bestuiver
Niet gemeld
Pest-etende roofzuchtige
Niet gemeld
Fytofaag
Niet gemeld
Roofzuchtig
Niet gemeld
Bijtend dier of huisdier
Niet gemeld
qrcode
Img download isoImg download android
Rectangle
Roofdieren van volwassen Witgerande tuinslak
Vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën, ongewervelden
Rectangle
Interessante feiten over Witgerande tuinslak
Ondanks zijn delicate uiterlijk heeft de witgerande tuinslak een instinct om terug naar huis te keren, en navigeert vaak terug naar zijn territorium na foerageertochten.
Rectangle
Wetenschappelijke classificatie van Witgerande tuinslak
Tips voor het vinden van Witgerande tuinslak
Je ultieme gids om insecten te begrijpen
Ontdek de geheimen van insecten levenscycli, habitats, gedrag en observatietips!!
Download de app gratis
Rectangle
Jeugd Habitat van Witgerande tuinslak
Bossen en bosgebieden, graslanden en prairies, stedelijke en voorstedelijke gebieden, landbouw- en gecultiveerde gebieden
Rectangle
Volwassen habitat van Witgerande tuinslak
Bossen en bosgebieden, graslanden en prairies, stedelijke en voorstedelijke gebieden, landbouw- en gecultiveerde gebieden
Rectangle
Hoe kun je Witgerande tuinslak aantrekken
Bladgroenten, fruit of granen kunnen als lokaas worden gebruikt, aangezien witgerande tuinslak herbivoor is.
Rectangle
Hoe en waar vind je Witgerande tuinslak in verschillende levensfasen?
Ei Eieren worden meestal in de grond of onder bladafval gelegd. Vind witgerande tuinslak-eieren door zorgvuldig vochtige, beschutte gebieden in de tuin te onderzoeken, vooral onder potten of stenen.
Juveniel Juveniele witgerande tuinslak worden meestal op vegetatie gevonden. Zoek ze aan de onderkant van bladeren en in vochtige, schaduwrijke gebieden tijdens zonsopgang of schemering.
Volwassen Volwassen witgerande tuinslak zijn te zien op planten, muren en rotsen. Zoek naar hun kenmerkende schelp en trage beweging in tuingebieden, vooral waar groente en fruit aanwezig zijn.
Zijn Witgerande tuinslak schadelijk?
Je complete ongediertebestrijdingsgids
Ontdek effectieve tips voor het voorkomen en verdelgen van ongedierteplagen om ongedierte uit de buurt van je huis te houden.
Download de app gratis
Veelgestelde vragen die mensen ook stellen
Krijg snel antwoord op je vragen over insecten
Maak een foto voor onmiddellijke insectidentificatie en antwoorden over beten, giftigheid, ongediertebestrijding, gedrag, habitat en veiligheidstips!
Download de app gratis
Meer insecten die vergelijkbaar zijn met Witgerande tuinslak
Cantareus apertus
Cantareus apertus

Cantareus apertus is een slakkensoort uit de familie van de Helicidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1778 door Born.

Lees meer
Arrow
Zandslak
Zandslak

Theba pisana pisana

Lees meer
Arrow
Segrijnslak
Segrijnslak

De schelp is bol-kegelvormig, meestal iets breder dan hoog, met tamelijk stompe top en tot ongeveer 5 snel in grootte toenemende windingen die gescheiden zijn door een duidelijke maar ondiepe sutuur. De periferie is rond. De laatste omgang is opgeblazen en is iets scheef naar onderen uitgetrokken. De bovenzijde van de laatste winding daalt bij de sutuur naar de mondrand toe iets naar beneden. De mondopening is breed eivormig en wordt door de voorlaatste winding iets ingesneden. De mondrand is wit gekleurd, omgeslagen, zwak verdikt en discontinu. De beide uiteinden zijn op de pariëtale zijde door een dun wit callus met elkaar verbonden. De navel is geheel bedekt door de columellaire zijde. De schelp heeft een onregelmatig oppervlak en is onregelmatig en grof gestreept in de richting van de groeilijnen. Door de interactie van spiraallijnen en de radiale strepen is soms een netwerkstructuur aanwezig. De schelpwand is relatief dun en bij levende dieren kan zij iets doorschijnend zijn. De schelp heeft meestal een opvallend en ingewikkeld kleurpatroon. De grondkleur is vaak geelbruin, soms donkerder grijs- tot paarsbruin. Er zijn 1 tot 5 donkere spiraalbanden aanwezig die bestaan uit afzonderlijke vlekken. De banden kunnen met elkaar versmolten kunnen zijn, volledig donker gekleurde schelpen zijn zeldzaam maar komen voor. De vlekjes kunnen ook het hele oppervlak bedekken zonder dat een rangschikking in banden zichtbaar is. Aan de binnenkant van de palatale zijde in de mondopening is het kleurpatroon door de wand heen te zien. Schelpen kunnen sterk verweerd zijn waardoor er weinig van de tekening overblijft. Voor de overwintering sluiten de dieren de schelp met een amorf hard kalkig grauwgrijs epifragma af. Dit epifragma lijkt veel op dat van Helix pomatia, alleen is het kleiner. Afmetingen van de schelp hoogte: 35 millimeter. breedte: 40 millimeter. Bij uitzondering komen maten van 40 bij 45 millimeter voor.

Lees meer
Arrow
Heesterslak
Heesterslak

De schelp is afgerond kegelvormig, heeft een stompe top en 5-6 langzaam en regelmatig in grootte toenemende windingen. De laatste winding daalt bij de sutuur in de richting van de mondrand iets naar beneden. De sutuur is aanvankelijk ondiep maar is bij de latere windingen iets dieper. De periferie is bij schelpen van onvolwassen dieren hoekig, bij schelpen van volwassen dieren afgerond. De mondopening is rond-ovaal, de pariëtale zijde is bedekt door een zeer dun, doorzichtig callus. De mondrand is discontinu, calleus verdikt, afgerond en zwak omgeslagen. Aan de buitenzijde is achter de omgeslagen mondrand de schelp iets ingesnoerd waardoor de omslag geaccentueerd wordt. Aan de binnenzijde is de calleus verdikte mondrand opvallend wit gekleurd. De navel is nauw en meestal grotendeels bedekt door het columellaire deel van de mondrand. Sommige ondersoorten hebben een open navel. Het schelpoppervlak is meestal glad en glanzend en heeft een spiraalsculptuur van fijne scherp afgebakende dicht bij elkaar liggende en enigszins 'golvende' groefjes. De groefjes zijn zichtbaar onder een loep met een tienmalige vergroting. Zij zijn zeer kenmerkend voor deze soort. Daarnaast bestaat de sculptuur uit groeilijnen. De schelp heeft een kleurpatroon dat ook na de dood van het dier zeer resistent is. Het patroon bestaat uit een bruine spiraalband die iets boven het midden van de winding loopt. Deze band is soms afwezig. Daarnaast is de schelp bedekt met talloze lichtbruine vlekjes die in de breedte wat uitgetrokken zijn. Soms ontstaat een zebra of zigzagpatroon. Het periostracum is geel tot donkerbruin met alle tinten daartussen. Soms is de schelp zo dun dat zij bij het levende dier enigszins doorschijnend kan zijn. De kleur van het donkergekleurde dier schemert er dan doorheen. De omgeslagen mondrand wordt pas door volwassen dieren aangelegd. Bij schelpen van jonge dieren is de omslag afwezig en is de mondrand wel minder maar toch duidelijk aan de binnenzijde verdikt. Deze verdikking is evenals bij de volwassen dieren wit gekleurd en omdat de schelp in dit stadium ter plaatse minder dik is, is dit aan de buitenzijde als een lichte band parallel aan de mondrand zichtbaar (zie figuur). Het kleurpatroon eindigt voor de band en vaak is op de mondrand zelf een heel dunne donkere band zichtbaar die de lichte band van de mondrand scheidt. Deze donkere band duidt op een onderbreking in de groei tijdens de winter. Vaak zijn dergelijke banden op oudere delen van de schelp bewaard gebleven (zie figuur). Schelpen van dode dieren en fossielen zijn ondoorzichtig, mat en vaak wit of lichtgrauwgrijs gekleurd en behouden meestal het kleurpatroon van vlekken en spiraalband. Vooral de donkere spiraalband is karakteristiek en blijft lang bewaard. Fossiele schelpen blijven vaak niet heel bewaard maar vallen door transport door water in fragmenten uiteen. Dergelijke fragmenten zijn op grond van de spiraalgroefjes en het eventuele kleurpatroon goed herkenbaar. Karakteristieke fragmenten zijn de resten van de onderzijde van de mondrand met een deel van de spil er nog aan vast. Afmetingen van de schelp breedte: tot 26 mm. hoogte: tot 23 mm. hoogte mondopening: tot 13 mm. De hoogte-breedteverhouding is zeer variabel, er komen populaties voor met heel platte schelpen en met heel hoge. Ook de grootte op zich is variabel.

Lees meer
Arrow
Pastaslak
Pastaslak

Lees meer
Arrow
Otala lactea
Otala lactea

Otala lactea is een slakkensoort uit de familie van de Helicidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1774 door O.F. Muller.

Lees meer
Arrow
Wijngaardslak
Wijngaardslak

De wijngaardslak is een relatief grote soort die een grijsbruine lichaamskleur heeft, het huisje is lichtbruin van kleur met lichtere strepen. Het lichaam van een kruipende slak kan een lengte bereiken tot 12 centimeter en het huisje is 3,5 tot 5 cm groot. De biologie en levenswijze van de wijngaardslak is in vergelijking met andere slakken goed bestudeerd en over de soort is veel bekend. Al in 1912 werd door Johannes Meisenheimer een omvangrijke beschrijving van de wijngaardslak gepubliceerd die de anatomie en werking van de verschillende organen en weefsels tot in detail beschrijft.

Lees meer
Arrow
Gebandeerde wijngaardslak
Gebandeerde wijngaardslak

De gebandeerde wijngaardslak (Helix lucorum) is een grote huisjesslak die behoort tot de familie van de Helicidae, of tuinslakken.

Lees meer
Arrow
Andere populaire insecten
Blauwzwarte houtbij
Blauwzwarte houtbij

De blauwzwarte houtbij wordt twee tot bijna drie centimeter lang en is alleen al aan de grootte te herkennen. ook de kleur is opmerkelijk voor een bij; zwart met een sterk iriserende paarse glans. Met name in het zonlicht lijkt het insect eerder paars dan zwart van kleur, vooral de vleugels. Op de foto is deze kleur echter niet goed te zien. Het lichaam is vrij sterk behaard, vooral de poten, en de twee antennes hebben een duidelijke knik. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door een lichter deel aan de bovenzijde van de antennes.

Lees meer
Arrow
Gewone komkommerspin
Gewone komkommerspin

De naam van de gewone komkommerspin (Araniella cucurbitina) komt vanzelfsprekende van de duidelijk felle geelgroene kleur van de spin. De kleur van de spin verandert samen met de geslachtsrijpheid en de seizoenen. Zo zijn ze vaak in de herfst, als ze nog niet geslachtsrijp zijn, bruin en rood. In het voorjaar krijgen ze pas de groene komkommerkleur.

Lees meer
Arrow
Europese zwarte schorpioen
Europese zwarte schorpioen

De schorpioen is 35 tot 45 mm lang. De soort komt voor in Noord-Afrika en Zuid-Europa, maar is ook enige keren in Nederland gevonden. De schorpioen is te herkennen aan het zwarte lichaam, de gele poten en de gele angel. Van de drie soorten schorpioenen die in Frankrijk voorkomen (Buthus occitanus, Euscorpius flavicaudis en Euscorpius carpathicus) is dit verreweg de algemeenste die bv vaak in zomerhuisjes in Zuid- Frankrijk wordt gezien. De steek is pijnlijk, maar niet gevaarlijk, vergelijkbaar met die van een bij of wesp.

Lees meer
Arrow
Spinduizendpoot
Spinduizendpoot

De potenparen aan de achterzijde zijn langer dan die aan de voorzijde. Het voorste potenpaar is zeer kort, het achterste paar is juist zeer lang en dun; deze twee laatste poten dienen als tastorgaan. Ook de antennes zijn zeer lang en dun, waardoor de voor- en achterzijde wat op elkaar lijken. De ogen van het dier zijn echter goed te zien. Soorten uit de orde Scutigeromorpha hebben als enige van alle duizendpotigen samengestelde ogen, die beter zijn ontwikkeld. De kleur is lichtbruin tot bruingrijs, op de bovenzijde zijn drie donkere lengtestrepen zichtbaar. De lengte is ongeveer 2,5 tot bijna 4 centimeter.

Lees meer
Arrow
Groene schildwants
Groene schildwants

De groene schildwants is geheel groen van kleur en heeft in tegenstelling tot veel gelijkende wantsen geen duidelijke tekening. De vlies-achtige vleugelpunten van de voorvleugels, aan de achterzijde van het lichaam, zijn bruin, de onderzijde van het lichaam is meer bruinrood van kleur. De bovenzijde van het lichaam heeft soms onopvallende vlekjes of iets lichtere delen maar deze zijn nooit erg geprononceerd en verschillen per individu. De gehele bovenzijde is voorzien van kleine putjes, die van enige afstand niet te zien zijn. De wants kan van kleur veranderen, exemplaren die in winterslaap gaan kleuren bruin. Met hun normale groene kleur zouden ze te veel opvallen in de scheuren in bomen waar ze overwinteren. Zodra de wants in de lente ontwaakt en actief wordt, kleurt het lichaam binnen enkele weken weer groen. Dit verschijnsel van een groene 'zomerkleur' naar een bruine 'winterkleur' komt ook voor bij andere insecten zoals de groene gaasvlieg (Chrysoperla carnea). De groene schildwants heeft net als alle schildwantsen een enigszins (wapen)schild- achtige bovenzijde van het lichaam waaraan de naam 'schild'wantsen te danken is. De wants bereikt een totale lichaamslengte van 12 tot 14 millimeter waarbij de vrouwtjes iets groter worden dan de mannetjes. Het lichaam van de wants lijkt uit één geheel te bestaan maar is net als alle insecten verdeeld in drie delen; de kop (A), het borststuk of thorax dat de poten en vleugels draagt (B) en ten slotte het achterlijf of abdomen (C). De voorzijde van de kop wordt de clypeus genoemd (1), de kop draagt twee duidelijke antennes (2) die altijd vijf geledingen hebben waarbij opvalt dat de laatste twee verbreed en roodbruin van kleur zijn. Aan de zijkanten van de kop zijn de ogen gelegen (3). Achter de ogen, tegen de rand van het halsschild, zijn twee enkelvoudige ogen of ocelli gelegen. Deze zijn klein maar doordat ze een roodbruine kleur hebben steken ze af tegen de verder groene kop zodat ze goed te zien zijn. Het halsschild (4) is relatief groot en beschermt een deel van de kop. Het is voorzien van vele kleine putjes die een donkere kleur hebben, aan de voorzijde is het halsschild voorzien van twee gespiegelde gladde lijnen die een oog-achtige vorm hebben. Het scutellum of schildje (5) is bij de meeste wantsen erg klein maar de schildwantsen hebben juist een vergroot scutellum dat een deel van het achterlijf bedekt. Achter het scutellum zijn de vleugels gelegen, net als alle vliegende insecten heeft de wants een paar achtervleugels en een paar voorvleugels. De voorvleugels zijn net zoals bij de kevers verhard, echter het achterste deel van de vleugel van wantsen is vliezig en half doorzichtig. Bij kevers zijn de voorvleugels geheel verdikt en worden dekschilden of elytra genoemd. Omdat bij wantsen zoals de groene schildwants de vleugel slechts deels is verdikt worden ze hemi-elytra genoemd wat halfverhard betekent. De hemi-elytra bestaan uit verschillende delen, die gescheiden worden door aderen. Het verharde deel van de voorvleugels bestaat uit een drietal vlakken die van de binnen- naar de buitenzijde worden aangeduid met de clavus (6), het corium (7) en het embolium (8). De vliezige achterzijde van de voorvleugels wordt het membraan (9) genoemd. Bij schildwantsen steekt de rand van het platte achterlijf aan weerszijden uit onder de vleugels. Het achterlijf bestaat net als alle insecten uit rug-en buikplaten die respectievelijk tergieten en sternieten worden genoemd. Deze zijn aan de randen voorzien van een rij platen die wel met laterotergieten (10) worden aangeduid. Het geheel aan laterotergieten wordt het connexivum genoemd, het connexivum zorgt in belangrijke mate voor het wapenschild-achtige silhouet van schildwantsen. De poten van de wants zijn typisch insectachtig, de poot is middels de heup of coxa aan het lichaam verbonden, de heup is op de afbeelding niet te zien. De dij of het femur (14) is het breedste deel van de poot, na de dij volgt de scheen of tibia (13), dit is het langste deel van de poot. De scheen draagt ten slotte de tarsus of voet (12), deze is geleed en bestaat uit meerdere tarci. Het laatste deel draagt twee kleine klauwtjes (11). De pootuiteinden zijn net als de antennes roodbruin gekleurd. Op de afbeelding rechts zijn verschillende lichaamsdelen van de wants aangegeven met pijlen; gele pijlen geven de stigmata of ademopeningen aan, de rode pijl geeft de geurklier tussen de middelste en de achterste poten aan. De groene pijl wijst naar het labrum, de blauwe pijl naar de zuigsnuit of rostrum. De nimfen doen keverachtig aan door het ronde lichaam, zie voor de beschrijving van de nimfen onder voortplanting.

Lees meer
Arrow
Roodwitte celspin
Roodwitte celspin

De lengte is ongeveer 11 - 15 mm voor de vrouwtjes. De mannetjes zijn half zo groot. De pootspanwijdte van vrouwtjes is maximaal 2 cm, die van mannetjes 1 cm. De kop heeft zes enkelvoudige ogen waarmee de spin vanwege de nachtactieve levenswijze zeer slecht kan zien. Het kopborststuk is bruin tot roodachtig, het achterlijf is wit tot witgeel. Het lichaam heeft korte pootjes waardoor de spin niet hard kan lopen. Hier heeft het dier niet al te veel hinder van, want de favoriete prooi, de pissebed, is ook niet snel. De kaken en de giftanden zijn tamelijk groot, bij het vrouwtje tot wel 0,5 cm. De kaken zijn enorm krachtig zodat ze met gemak door het pantser van een pissebed kunnen snijden.

Lees meer
Arrow
Eratigena duellica
Eratigena duellica

Eratigena duellica , de gigantische huisspin, is een soort trechterwever in de spinnenfamilie Agelenidae. Het wordt gevonden in Canada, de Verenigde Staten en Europa. De verwante soort Eratigena atrica wordt ook wel de Reuzen huisspin genoemd. Eratigena atrica werd in 2013 overgebracht van het geslacht Tegenaria. Het werd beschouwd als dezelfde soort als Eratigena atrica tot 2018, toen Eratigena duellica, Eratigena saeva en Eratigena atrica als afzonderlijke soorten werden hersteld.

Lees meer
Arrow
Kerkzesoog
Kerkzesoog

De kerkzesoog of Florentijnse muurspin (Segestria florentina) is een spin uit de familie zesoogspinnen (Segestriidae).

Lees meer
Arrow